Tō
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Tō (塔) is een Japanse pagode.[1] Pagoden worden tō (letterlijk: pagode, toren), soms buttō (仏塔, letterlijk: boeddhistische pagode), tōba (塔婆, letterlijk: pagode), sotōba (卒都婆, 卒塔婆, ソトバ) of tasōtō (多層塔, pagode met veel verdiepingen) genoemd. Sotōba is het van stūpa afgeleide Japanse woord voor "pagode". Tō betekent zowel pagode als toren, wat samenhangt met de smalle en hoge vorm van veel typen pagodes.[noot 1][2]
Oorspronkelijk is de stoepa of pagode afkomstig uit India. Een stoepa is een plaats voor het bewaren van de as van de Shaka (Boeddha, 釈迦), oorspronkelijk in een eenvoudige aarden heuvel. Tijdens de verspreiding van het boeddhisme in Centraal-Azië werd de terp kleiner, en bovenop voorzien van een pinakel (sōrin, 相輪). Daarbij werd de stoepa hoger in verhouding tot de basis. Nadat het boeddhisme China bereikte, werd de invloed van de Chinese wachttoren gecombineerd met de Centraal-Aziatische stoepa om een hoge, gelaagde structuur met verdiepingen te vormen. Vanuit China verspreidde het zich naar Korea en daar vandaan naar Japan. De Japanse pagodes zijn historisch afgeleid van de Chinese pagode, die zelf weer afgeleid zijn van de Indiase stoepa. Met de introductie van esoterische boeddhistische sekten werd de tahōtō, een 2 etages tellende pagode, populair terwijl de pagode als berging voor de as of relikwieën van de Boeddha geleidelijk aan belang verloor. Terwijl nieuwe sekten en nieuwe doctrines zich verspreidden, werd de pagode verplaatst uit het centrale gedeelte van de tempel.
Net als de stoepa werden pagodes oorspronkelijk gebruikt als reliekschrijnen, maar in veel gevallen verloren ze deze functie. Pagoden zijn typisch boeddhistisch, en een belangrijk onderdeel van Japanse boeddhistische tempelcomplexen, maar omdat tot de scheidingwet van 1868[noot 2] een Shinto-heiligdom (schrijn) normaal ook een boeddhistische tempel was en omgekeerd, zijn pagodes ook niet zeldzaam bij Shinto-heiligdommen. Het beroemde Itsukushima-schrijn heeft er bijvoorbeeld een.
Na de Meiji-restauratie betekende het woord tō, ooit uitsluitend in een religieuze context gebruikt, ook "toren" in de westerse zin, zoals bijvoorbeeld in de Eiffeltoren (エッフェル塔, Efferu-tō).
Sotōba is een algemene naam voor elk type houten of stenen, van miniatuur klein (zoals hyakumantō) tot grote pagode of stoepa. Een stoepa is oorspronkelijk de bergplaats voor relieken afkomstig van Boeddha of zaken die daarnaar verwijzen. Sotōba wordt vaak ingekort tot sotō, tōba of tō, wat ook weer als achtervoegsel bij de namen van verschillende typen pagodes wordt gebruikt. Voorbeeld: kasatōba, waarin kasa betekent: paraplu of dak. De naam sotōba[3] wordt ook in algemeen gebruikt specifiek voor een houten grafgift in de vorm van een lange houten plank: itatōba of hiratōba. Veel van de pagodes zijn kuyōtō (供養塔), dat wil zeggen pagodes of monumenten ter nagedachtenis aan personen of gebeurtenissen, en kunnen voorzien zijn van Sanskriet karakters en/of reliëfs, andere zijn een onderdeel van een boeddhistische tempel of van een Shinto-heiligdom.
Van de vele vormen van de Japanse pagode zijn sommige gebouwd in hout en staan ze gezamenlijk bekend als mokutō (木塔, letterlijk: houten pagoda), maar de meeste zijn de uit steen gehouwen sekitō (石塔, letterlijk: stenen pagode). Sommige typen Japanse pagodes zijn er zowel van steen als van hout.
Mokutō (木塔) is de algemene naam voor houten pagodes. Hiertoe behoren onder andere pagodes van het type sotōba (卒塔婆), 'tahōtō (多宝塔), sōtō (層塔), sanjū-no-tō (三重塔), gojū-no-tō (五重塔). Houten pagodes hebben een toegankelijk interieur en zijn grote gebouwen met twee etages, zoals de tahōtō (多宝塔, letterlijk: Tahō-pagode) of een oneven aantal etages. Bestaande houten pagoden met meer dan twee etages hebben bijna altijd drie etages en worden daarom sanjū-no-tō (三重塔, letterlijk: drie etages tellende pagode) genoemd, of ze hebben vijf etages en worden gojū-no-tō genoemd (五重塔, letterlijk: vijf etages tellende pagode).
Stenen pagodes worden generiek sekitō (石塔) genoemd. Ze zijn massief en fungeren als een soort monument. Ze zijn bijna altijd klein, meestal ruim onder de 3 meter hoogte, en bieden in de regel geen toegankelijke ruimte. Als ze meer dan één etage of lagen hebben, worden pagoden tasōtō (多層塔) of tajūtō (多重塔) genoemd, wat letterlijk betekent: pagode met meerdere lagen. Een voorbeeld van een stenen pagode met meerdere etages is de gorintō (pagode van vijf delen), die als basisvorm wordt beschouwd voor veel andere pagodes.
De grootte en oppervlakte van een pagode wordt gemeten in ken, waarbij een ken het interval is tussen twee pijlers van een gebouw in traditionele stijl. Een tahōtō kan bijvoorbeeld 5×5 ken of 3×3 ken zijn. Het woord ken wordt beter begrepen als een indicatie van verhoudingen dan als een maateenheid.