Asgar Karamat Ali
Surinaams politicus (1907-1958) / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Asgar Karamat Ali (Paramaribo, 22 februari 1907 - aldaar, 7 april 1958) was voorzitter van de Jamiatul Ulama van de Surinaamse Islamitische Vereniging, oprichter van het bioscoopbedrijf de "NV Gebroeders Karamat Ali".
Asgar Karamat Ali | ||
---|---|---|
Algemene informatie | ||
Land | Koninkrijk der Nederlanden | |
Geboortedatum | 22 februari 1907 | |
Overlijdensdatum | 7 april 1958 | |
Werk | ||
Beroep | politicus | |
De informatie in deze infobox is afkomstig van Wikidata. U kunt die informatie hier bewerken. |
Asgar Karamat Ali werd vooral bekend als lid van de Staten van Suriname, oprichter en voorzitter van de eerste Surinaamse politieke partij, de Moeslim Partij en als deelnemer aan de Eerste Ronde Tafel Conferentie in Den Haag. Tijdens deze conferentie is onder andere voor het eerst gesproken over de onafhankelijkheid van Suriname.
Zijn vader, Krama, was ziekenoppasser in het bedrijfsziekenhuis van de suikeronderneming Mariënburg en zijn moeder, een Brits-Indisch immigrante, was rietkapster op die plantage. Krama Karamat Ali beheerste al heel vroeg de Nederlandse taal en werd benoemd als tolk in de Hindoestaanse- en Bengaalse talen bij het departement van Binnenlandse zaken in Paramaribo. Als leider van alle Brits-Indische immigranten (hindoes en moslims) droeg hij de eervolle titel Sardar. Sardar Karamat Ali was mede-oprichter van de Surinaamse Islamitische Vereniging (S.I.V.) met afdelingen in geheel Suriname. Als eerste Brits-Indische immigrant werd hij door Koningin Wilhelmina onderscheiden in de Orde van Oranje-Nassau. Asgar trad in de voetsporen van zijn vader en werd voorzitter van de Jamiatul Uluma (Raad van Wijzen) van de S.I.V. In die hoedanigheid heeft hij de emancipatie van moslimvrouwen bevorderd, door hun toe te staan deel te nemen aan gebedsdiensten in de moskee. Hij richtte op 27 juli 1935 de N.V. tot Exploitatie van Bioscopen 'Gebroeders Karamat Ali' op.
Hij was werkzaam bij de notaris J.A. de Miranda die eveneens Statenlid was. Nadat dat notariaat in 1949 failliet ging, werd hij in 1950 in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar terwijl ex-notaris De Miranda in hoger beroep veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van drieënhalf jaar.[1]