Burgerlijk Kruis van Verdienste (Oostenrijk-Hongarije)
Oostenrijk-Hongarije / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het Burgerlijk Kruis van Verdienste (Duits: Zivil-Verdienstkreuz) was een van de vele onderscheidingen van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. De onderscheiding — het was géén ridderorde — werd met name bij jubilea uitgereikt.
De onderscheiding werd op 16 februari 1850 ingesteld door keizer Frans Jozef I van Oostenrijk, Apostolisch Koning van Hongarije. Het kruis bleef tot 1 april 1916 in dezelfde vorm en in de in 1850 vastgestelde vier klassen bestaan. In dat oorlogsjaar breidde keizer Karel I van Oostenrijk het Burgerlijk Kruis van Verdienste uit met een veel goedkoper IJzeren Kruis van Verdienste, al dan niet met Kroon, dat uitsluitend voor manschappen in het leger was bestemd.[1]
In het instellingsbesluit sprak de nieuwe keizer Frans Jozef I van Oostenrijk van een "... beloning voor trouwe en steeds bewaarde aanhankelijkheid aan de keizer en het vaderland, meerjarige erkende en prijzenswaardige dienst in de overheidsorganen of andere verdiensten voor het algemeen welzijn".[2]
De achterliggende reden van de instelling van deze onderscheiding was gebaseerd op de emancipatie van de bourgeoisie en de middenstand. In de 19e eeuw ontwikkelde zich ook een steeds uitgebreidere en geraffineerder georganiseerde bureaucratie.[3] De Oostenrijkse ridderorden werden spaarzaam verleend, de dragers verwierven in de orden, met uitzondering van de in 1849 ingestelde Frans Jozef-Orde, persoonlijke adeldom en in het strikt in rangen en standen georganiseerde Oostenrijk was het ondenkbaar om lager op de maatschappelijke ladder gesitueerde personen te decoreren met een ridderorde. Toch verwachtten steeds meer mensen een onderscheiding, in de 19e eeuw beleefde de Europese onderscheiding een hoogconjunctuur.
De onderscheiding is verwant aan de iets oudere Frans Jozef-Orde. Het kruis is met hetzelfde rode emaille versierd en draagt hetzelfde monogram. Ook het lint waaraan het Burgerlijk Kruis van Verdienste werd gedragen was gelijk aan dat van de hoger ingeschaalde Frans Jozef-Orde.
Het decoratiebeleid van de Oostenrijkse staat was zeer ondoorzichtig en gecompliceerd. Onder de dragers van de kruizen vindt men architecten, priesters, fabrikanten zoals Wilhelm Kralik von Meyrswalden en Christof Weinmeister, de beroemde sopraan Irene Abendroth, rabbijn David Herzog, leraren en zelfs de keizerlijke kamerheer graaf Franz von Harrach. Mensen die "met hun handen werkten" kregen voornamelijk de minder hoog ingeschatte medailles.
Ook dames zoals de journaliste en lerares Emilie Bach droegen het Burgerlijk Kruis van Verdienste. Zij konden destijds door de strikte uitleg van het begrip "Ridder" niet worden opgenomen in een Oostenrijkse ridderorde. Alleen de twee damesorden stonden voor hen open. Een ridder is, zo stelde men vast, altijd een man.