Europese Unie
economische en politieke unie van staten, hoofdzakelijk in Europa / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Europese Unie (EU) is een uit 27 Europese landen bestaand statenverband. De EU vindt haar oorsprong in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Economische Gemeenschap, in 1958 gevormd door zes landen (België, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland). In de jaren erna groeiden de Europese Gemeenschappen in omvang door de toelating van nieuwe lidstaten en in macht door het uitbreiden van hun zeggenschap. Het Verdrag van Maastricht uit 1992, in werking getreden in 1993, vormde de huidige Europese Unie. De laatste aanpassing aan de constitutionele basis was in 2009 met het (in 2007 ondertekende) Verdrag van Lissabon. In 2020 trok voor het eerst een lidstaat zich terug uit de Europese Unie, namelijk het Verenigd Koninkrijk.
Europese Unie | ||
---|---|---|
Nobelprijs | Nobelprijs voor de Vrede | |
Jaar | 2012 | |
Reden | Voor de bijdrage van meer dan zes decennia aan de bevordering van vrede en verzoening, democratie en mensenrechten in Europa | |
Voorganger(s) | Ellen Johnson Sirleaf Leymah Gbowee Tawakkul Karman | |
Opvolger(s) | Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) |
De EU opereert via een systeem van onafhankelijke supranationale instituten en door de lidstaten intergouvernementeel gemaakte besluiten. Belangrijke instituten van de Europese Unie zijn onder andere de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie, de Europese Raad, het Europese Hof van Justitie en de Europese Centrale Bank. Het Europees Parlement wordt iedere vijf jaar gekozen door inwoners van de unie. Soms wordt, ook in officiële stukken, de term Europa als totum pro parte gebruikt waar feitelijk de Europese Unie of een van haar instituten bedoeld wordt.[4]
De EU heeft een gemeenschappelijke interne markt ontwikkeld via een gestandaardiseerd rechtssysteem dat in alle lidstaten geldt. Binnen het Schengengebied (bestaande uit EU- en niet-EU-staten) zijn paspoortcontroles afgeschaft. Het EU-beleid richt zich op het vrij laten bewegen van arbeid, goederen, diensten en kapitaal, het uitvaardigen van wetgeving op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en het aanhouden van een gemeenschappelijk beleid op het gebied van handel, landbouw, visserij en regionale ontwikkeling. Een monetaire unie, de eurozone, is gevestigd in 1999 en bestaat sinds januari 2023 uit 20 landen. De EU heeft permanente diplomatieke vestigingen over de wereld en wordt vertegenwoordigd in de Verenigde Naties, de WTO, de G8 en de G20. In 2012 werd aan de Europese Unie de Nobelprijs voor de Vrede toegekend, die werd uitgereikt op 10 december 2012 en namens de EU in ontvangst genomen door Herman Van Rompuy, Martin Schulz en José Manuel Barroso.
Na de Tweede Wereldoorlog vatte het idee post dat Europese integratie de enige manier was om af te rekenen met het vergaande nationalisme dat het continent tot dan toe geteisterd had. Jean Monnet, Robert Schuman en Konrad Adenauer presenteerden in een toespraak in 1950 het Schumanplan dat een oplossing moest bieden voor het Duitse probleem van potentiële herbewapening. Een jaar later werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht door het tekenen van het Verdrag van Parijs door België, de Bondsrepubliek Duitsland (West-Duitsland), Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland.
De EGKS bleek zo succesvol dat in 1957 besloten werd tot een verdere integratie. Het Verdrag van Rome, getekend door dezelfde zes landen, richtte de Euratom en de Europese Economische Gemeenschap op. In 1967 werden de drie organisaties door tekening van het Fusieverdrag samengevoegd, waarna ze verder werkten onder de naam Europese Gemeenschappen (EG). Dit leidde tot de oprichting van de Commissie, de Raad en het Parlement.
In 1973 werden Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk lid van de EG. Griekenland werd lid in 1981, Spanje en Portugal in 1986. In 1990 traden de deelstaten uit de voormalige DDR toe tot de Bondsrepubliek en daarmee ook tot de EG. Het Verdrag van Maastricht, getekend in 1992, betekende de oprichting van de Europese Unie. Het legde de basis voor verdere vormen van samenwerking op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid, op juridisch en intern vlak, en in de vorming van de Economische en Monetaire Unie. De Verdragen van Schengen zorgden voor een Europese interne markt. In 1995 werden Oostenrijk, Finland en Zweden lid van de EU.
De euro werd ingevoerd in 2002. In 2004 werden tien nieuwe landen lid van de EU: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. In 2007 kwamen Bulgarije en Roemenië erbij, waarmee het aantal EU-lidstaten op 27 kwam. Om te zorgen dat de Unie ook na deze uitbreiding goed bestuurbaar bleef, werd in 2007 het Verdrag van Lissabon getekend. Op 1 juli 2013 trad Kroatië als 28e land toe tot de Unie.
Op 23 juni 2016 sprak de bevolking van het Verenigd Koninkrijk in een referendum zich uit voor het verlaten van de Europese Unie. Op 29 maart 2017 werd Artikel 50 uit het EU-verdrag door Theresa May geactiveerd. Daarmee waren de procedures die voorafgingen aan de uittreding van het Verenigd Koninkrijk definitief van start gegaan. Op 31 januari 2020 verliet het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie officieel. Deze zogeheten brexit was de eerste keer dat een geheel land uit de EU trad (in 1985 trad Groenland uit de EG, maar Groenland geldt als een autonoom deel van Denemarken). Als gevolg hiervan doet de Unie demografisch en economisch een stap terug op het wereldtoneel en verloor het een van de beide kernmachten.
Tijdlijn
1948 | 1952 | 1958 | 1967 | 1987 | 1993 | 1999 | 2002 | 2003 | 2009 | 2011 | |
Brussel | EGKS | EEG / Euratom | Fusieverdrag | Europese Akte | EU-Verdrag | Amsterdam | Nice | Lissabon | |||
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) | |||||||||||
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) | |||||||||||
Europese Economische Gemeenschap (EEG) | → P IJ L E R S → |
Europese Gemeenschap (EG) | Europese Unie (EU) | ||||||||
↑Europese Gemeenschappen↑ | Justitie & Binnenlandse Zaken (JBZ) | ||||||||||
Politiële & justitiële samenwerking in strafzaken (PJSS) | |||||||||||
Europese politieke samenwerking (EPS) | Gemeenschappelijk buitenlands & veiligheidsbeleid (GBVB) | ||||||||||
West-Europese Unie (WEU) | |||||||||||
Lidstaten
Sinds 1 februari 2020 omvat de Europese Unie 27 lidstaten, een grondgebied van 4.475.757 km² en ongeveer 447 miljoen inwoners.[5] Indien men de Europese Unie als één land beschouwt, neemt zij qua grondgebied de zevende plek in op de wereldranglijst en qua bevolkingsgrootte – na China en India – de derde.
De Europese Unie en de Schengenzone zijn geen synoniemen. Er zijn niet-EU-landen die zich in het Schengengebied bevinden (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland, Monaco, San Marino en Vaticaanstad) en EU-land Ierland maakt geen deel uit van het Akkoord van Schengen.
Het hele eiland Cyprus maakt sinds 2004 deel uit van de Europese Unie, het noordelijk deel van Cyprus wordt echter sinds 1974 bezet door Turkije, dat daarmee een deel van het EU-grondgebied bezet.[6]
Hier komt een overzicht van de huidige leden en sinds wanneer deze lid zijn van de EU of haar voorgangers.
1 januari 1952 1 januari 1973 |
1 januari 1981 1 mei 1986 3 oktober 1990 1 januari 1995 |
1 mei 2004 |
1 januari 2007 1 juli 2013 |
- ¹ betreft in praktijk vooral het Europese deel van Nederland, de Caribische delen van het Koninkrijk hebben een andere status
- ² uitsluitend (Europees) Denemarken, niet het eveneens bij het Koninkrijk Denemarken behorende Groenland of Faeröer
- ³ tot 1 februari 2020; dit was inclusief Gibraltar, maar exclusief het Brits Kroonbezit (dat niet tot het Verenigd Koninkrijk behoort); het referendum van 23 juni 2016 heeft ertoe geleid dat het VK per 31 januari 2020 de Europese Unie verliet.[7]
Overzeese gebiedsdelen
Een aantal lidstaten van de Europese Unie bezit overzeese gebiedsdelen. De zogenaamde ultraperifere gebieden maken integraal deel uit van de Europese Unie. Tot deze gebieden behoren de Canarische eilanden, de Franse overzeese departementen, de Franse overzeese gemeenschap Saint-Martin en de Portugese eilandengroepen de Azoren en Madeira (artikel 349 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie [VWEU]).
Een andere status is de status van landen en gebieden overzee, waartoe onder meer Aruba, Curaçao, Sint Maarten (zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden) en Caribisch Nederland behoren.
Toekomstige uitbreidingen
Kandidaat lidstaten
Volgens het EU-verdrag kan iedere Europese staat lid worden van de EU, mits alle andere lidstaten hiermee instemmen.[8] Dit principe van unanimiteit betekent dat één huidige lidstaat de toetreding van een kandidaat-lidstaat kan blokkeren.
De criteria waaraan de lidstaten moeten voldoen staan beschreven in de Criteria van Kopenhagen. Onderdeel van deze criteria is het volledig overnemen van het acquis communautaire.
Er zijn acht kandidaat-lidstaten:
- Albanië (sinds juni 2014)
- Bosnië en Herzegovina (sinds december 2022)
- Montenegro (sinds december 2010, toetredingsonderhandelingen geopend juni 2012)
- Noord-Macedonië (sinds december 2005)
- Servië (sinds oktober 2011, toetredingsonderhandelingen geopend januari 2014)
- Turkije (sinds december 1999, toetredingsonderhandelingen geopend oktober 2005)
- Moldavië (sinds 23 juni 2022, toetredingsonderhandelingen geopend december 2023)
- Oekraïne (sinds 23 juni 2022, toetredingsonderhandelingen geopend december 2023)
- Georgië (sinds 14 december 2023)
Potentiële kandidaat-lidstaten
- Kosovo (sinds april 2016)
Instellingen
De zeven instellingen van de Europese Unie zijn:[9]
- Het Europees Parlement is de volksvertegenwoordiging van de Unie en bestaat uit maximaal 751 parlementariërs, die om de vijf jaar worden verkozen. Het deelt samen met de Raad de wetgevende macht van de EU. Het kan Europese wetten (richtlijnen, verordeningen ...) aannemen, wijzigen of verwerpen. Het Parlement beslist samen met de Raad over de Europese begroting. De benoeming van alle leden van de Commissie, dus inclusief de voorzitter en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, moet worden goedgekeurd door het Parlement voordat ze aan de slag kunnen.
- De Europese Raad (ook wel Europese top genoemd) bestaat uit de regeringsleiders van de 27 lidstaten. De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten.
- De Raad van de Europese Unie (ook wel Raad van Ministers of kortweg Raad genoemd) varieert van samenstelling, afhankelijk van welk onderwerp besproken wordt. Hij bestaat uit de betreffende ministers van alle 27 lidstaten. De Raad oefent samen met het Parlement de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. Ook oefent hij zekere beleidsbepalende en coördinerende taken uit. De Raad besluit meestal met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
- De Europese Commissie is de uitvoerende tak van de EU en bestaat uit 27 eurocommissarissen, één uit elke lidstaat. De Commissie is de enige instelling die nieuwe wetten kan voorstellen, het zogenaamde recht van initiatief. Ook controleert ze of de lidstaten de Europese regelgeving wel goed naleven. De Commissie werkt onafhankelijk van de belangen van de lidstaten, de eurocommissarissen moeten in het Europees belang werken.
- Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de rechterlijke macht. Het controleert of de Europese wetten correct worden nageleefd. Het zorgt ervoor dat de Europese wetten worden geïnterpreteerd en toegepast worden in elke lidstaat.
- De Europese Centrale Bank (die samen met de nationale Centrale Banken het Europees Stelsel van Centrale Banken vormt).
- De Europese Rekenkamer controleert de financiën van de Europese Unie.
Andere instanties
Andere instanties zijn:[10]
- De Europese Investeringsbank (met daarin inbegrepen het Europees Investeringsfonds).
- Het Comité van de Regio's vertegenwoordigt het regionaal belang en heeft enkel een raadgevende functie.
- Het Europees Economisch en Sociaal Comité adviseert voor het economisch en sociaal beleid (hoofdzakelijk de relaties tussen werkgevers en werknemers).
- De Europese Ombudsman, die klachten over verondersteld wanbeleid van EU-instellingen onderzoekt.
Agentschappen
Er is ook een groot aantal EU-lichamen, vaak ingesteld door tweedegraads wetgeving, die een speciaal doel voor ogen hebben. Deze lichamen worden de agentschappen van de Europese Unie genoemd.[11]
Budget
De Europese Unie heeft een begroting van circa 130 miljard euro per jaar, gefinancierd door afdrachten uit de lidstaten. De EU-uitgaven vinden ook grotendeels plaats in en onder verantwoordelijkheid van de lidstaten. De Europese Rekenkamer beoordeelt jaarlijks of deze uitgaven volgens de regels en dus rechtmatig zijn gedaan. Voor 2012 was dit oordeel nog nooit positief geweest, omdat er te veel fouten werden gemaakt bij de besteding door de lidstaten en er onvoldoende controle op de besteding werd geconstateerd.
Zo'n driekwart van de inkomsten van de EU bestaan uit bijdragen door de lidstaten. De rest bestaat uit eigen middelen. De eigen inkomsten zijn invoerrechten die door de EU-landen worden geheven op producten die afkomstig zijn van landen buiten de EU, landbouwheffingen op goedkopere landbouwproducten die van buiten de EU worden geïmporteerd en een vast percentage van de btw-opbrengst van de lidstaten.[12] De bijdragen van de lidstaten zijn gerelateerd aan de omvang van de nationale economie, het bruto nationaal inkomen (BNI). De BNI-afdracht van elke lidstaat is van twee factoren afhankelijk. De begroting van de EU mag geen tekort hebben. De BNI-afdracht is daarom variabel en dekt het verschil tussen alle uitgaven en de eigen middelen van de EU. Het aandeel van het BNI van de lidstaten in het EU-totaal wordt gehanteerd als verdeelsleutel. Het Nederlandse aandeel in het totale EU-BNI is iets minder dan 5%; Nederland betaalt dus iets minder dan 5% van het berekende verschil.
De Europese Unie gaf in 2011 zo'n 130 miljard euro uit. Dat is circa 1% van het bruto binnenlands product van de (toen 27) landen samen. Ter vergelijking, het nationale budget van Frankrijk is ongeveer 800 miljard euro. In tegenstelling tot de nationale begrotingen mag de Europese Unie geen begrotingstekort hebben. Alle uitgaven moeten door de inkomsten worden gedekt.
Ruim 40% van de totale begroting van de EU gaat naar de agrarische sector en de plattelandsontwikkeling. Dat is daarmee de grootste uitgavenpost op de begroting.
Een andere belangrijke uitgavenpost van de EU wordt gevormd door de zogenoemde structuur- en cohesiefondsen. Deze fondsen voor duurzame groei hebben tot doel de onderlinge economische verschillen tussen de regio’s te verkleinen en de economische structuur in de EU te verbeteren. Bij dit laatste spelen de aanleg van infrastructuur, plattelandsontwikkeling en bevordering van de werkgelegenheid een rol van betekenis. Het geld gaat voornamelijk naar arme regio's in de EU, maar ook naar rijkere landen, bijvoorbeeld voor de herstructurering van oude industriegebieden en scholing.
De verdeling in 2011 was als volgt:
Omschrijving | Bedrag in euro | % van totale uitgaven |
---|---|---|
Gemeenschappelijk landbouwbeleid | 57.374.500.000 | 44,3% |
Duurzame groei | 54.731.600.000 | 42,3% |
Administratie | 8.359.300.000 | 6,5% |
De Europese Unie als mondiale partner | 7.102.200.000 | 5,5% |
Burgerschap, vrijheid, veiligheid en recht | 1.827.300.000 | 1,4% |
Totaal: | 129.394.900.000 | 100,0% |
Te zien valt dat de kosten van de EU-administratie ongeveer 7% van de begroting uitmaken. Dit betreft de salarissen van de Europese ambtenaren, vertaal- en huisvestingskosten. Het totale personeelsbestand van de EU is 40.000, vergelijkbaar met dat van één ministerie in veel lidstaten.
In een onderzoek naar de EU-afdrachten tussen 2000 en 2015 meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek dat Nederland tussen 2000 en 2015 naar verhouding de grootste nettobetaler was van alle EU-lidstaten.[13]
Verdragen
De EU is gegrondvest op twee verdragen: het Verdrag van Maastricht en het Verdrag van Rome. Latere verdragen hebben daarop voortgebouwd. Bij het Verdrag van Lissabon zijn deze twee verdragen geamendeerd en hernoemd naar respectievelijk Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarnaast is er nog een apart verdrag voor Euratom.
Wetgevingsprocedures
Er is een aantal manieren waarop de Commissie, het Parlement en de Raad tot Europese wetgeving komen, waarvan de belangrijkste de gewone wetgevingsprocedure is. Zoals boven reeds vermeld is de Commissie de enige instelling met initiatiefrecht. Nieuwe wetsvoorstellen moeten vervolgens door het Parlement en de Raad worden goedgekeurd.
Sinds het Verdrag van Lissabon heeft ook de burger initiatiefrecht. Dit houdt in dat één miljoen burgers, afkomstig uit een significant aantal lidstaten, de Commissie kunnen vragen een voorstel te doen, als het tenminste om een bevoegdheid van de EU gaat.[14] De precieze werking van dit initiatiefrecht moet nog verder worden uitgewerkt.
Rechtsinstrumenten
De Europese Unie kent een aantal rechtsinstrumenten, waarvan de belangrijkste de Europese verordening en de Europese richtlijn zijn. Een verordening heeft directe rechtskracht, terwijl een richtlijn eerst in nationale wetgeving moet worden doorgevoerd.
Mensenrechten
Voor de EU geldt het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Tevens is in het op 1 december 2009 inwerking getreden Verdrag van Lissabon vastgelegd dat de Europese Unie zal toetreden tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (artikel 6 lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie). Dit maakt het aan EU-zijde mogelijk om toe te treden tot het EVRM. De Raad van Europa moest echter wel wijzigingen doorvoeren in het EVRM om de toetreding door de EU mogelijk te maken. In april 2013 is er, na drie jaar onderhandelen, een ontwerpverdrag betreffende de toetreding door de EU tot het EVRM gepresenteerd.[15] Dit verdrag moet worden geratificeerd door de EU, de lidstaten van de EU en de lidstaten van de Raad van Europa. De lidstaten van de EU zijn alle individueel al lidstaat van de Raad van de Europa en dus partij bij het EVRM.