Guillaume De Smet
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Kanunnik Guillielmus (Willem) De Smet (Waarschoot, 5 december 1770 - Gent, 26 februari 1849) was een Belgisch prelaat in dienst van het bisdom Gent.[1]
Willem De Smet | ||||
---|---|---|---|---|
portret van Kanunnik Guillelmus de Smet, Diocesane verzameling SJKS, Sint-Niklaas | ||||
Priester van de Rooms-Katholieke Kerk | ||||
Geboren | 5 december 1770 | |||
Plaats | Waarschoot | |||
Overleden | 26 februari 1849 | |||
Plaats | Gent | |||
Wijdingen | ||||
Priester | 25 juli 1796 | |||
Loopbaan | ||||
Laatste functie | kanunnik van het Sint-Baafskapittel, vicaris-generaal Bisdom Gent | |||
Eerdere functies | Superior van het SJKS | |||
|
Guillielmus De Smet volgende zijn eerste onderwijs in de school van zijn geboortedorp, ook zijn jongere broer Bernardus (°12 februari 1774) werd priester, en later kanunnik van Sint-Baafs.[2]
Zijn middelbare studies volgde hij aan het college van de paters augustijnen te Gent.
Op 25 juli 1796 werd hij priester gewijd en werd hij viceregent van de pedagogie De Lelie te Leuven. Aan het college voor theologie, geleid door professor Jan Frans van de Velde, onderwees De Smet de retorica.
Onder het Franse regime werd de scheiding van Kerk en staat doorgevoerd met de ontmanteling van de traditionele voorrechten van de Kerk van het ancien régime. De Kerk verloor grotendeels haar bezit en werd door allerlei maatregelen onder de controle van de staat geplaatst. Zo werden de priesters onder andere verplicht de eed van trouw aan de Franse grondwet af te leggen. Priesters die dit niet deden, werden gedeporteerd of moesten onderduiken. Guillaume De Smet bediende, samen met onderpastoor D’Hooghe, in het geheim de parochie Waarschoot. Heel snel ondervond hij aan den lijve de repressie van de Franse bezetter tijdens de Boerenkrijg. Op 2 februari 1798 vielen Franse troepen Waarschoot binnen. De Smet en D'Hooghe konden ontsnappen en moesten zich geruime tijd schuilhouden in de bossen rond Waarschoot.
Na het Concordaat van 15 juli 1801 tussen paus Pius VII en de Franse consul Napoleon Bonaparte werden de betrekkingen tussen staat en Kerk enigszins genormaliseerd. Zo bepaalde het concordaat dat ieder bisdom opnieuw een seminarie voor de priesteropleiding mocht hebben. J. Van Hemme, de vroegere subregent van het seminarie van Brugge, was datzelfde jaar begonnen met het geven van theologieonderwijs. Hij deed dit in de gebouwen van het vroegere Rijke Gasthuis te Gent. In 1802 werd E. Fallot de Beaumont aangesteld als bisschop. Het seminarie van Van Hemme werd erkend als bisschoppelijk seminarie. Voor de rekrutering van kandidaat seminaristen wilde de bisschop ook kleinseminaries oprichten waar humanioraonderwijs zou worden gegeven. Het Sint Caroluscollege werd ondergebracht in de gebouwen van het grootseminarie te Gent. Een tweede seminarie werd in 1806 opgericht in Roeselare.