Rag-Time
compositie / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Rag-Time (W42) is een compositie van Igor Stravinsky voor elf instrumentalisten (fluit, klarinet, hoorn, cornet, trombone, cimbalom, eerste en tweede viool, altviool, contrabas en slagwerk). Het werk werd in 1918 in Morges in Zwitserland gecomponeerd en opgedragen aan Chileense kunstbeschermster Eugenia Errázuriz. Rag-Time werd op 27 april 1920 voor het eerst uitgevoerd door de Philharmonic Quartet en klein orkest in de Aeolin Hall te Londen.
Rag-Time hoort tot de categorie werken waarin Stravinsky experimenteert met het jazz-idioom, zoals hij eerder had gedaan in de Ragtime in de Histoire du Soldat, en later nog zou doen in bijvoorbeeld het Ebony Concerto. Voor Rag-Time heeft Stravinsky de bezetting van zeven in de Histoire du Soldat uitgebreid naar elf, het cimbalom een prominente concertante rol gegeven en de lengte verdubbeld. De ontvangst van het werk was niet algemeen even enhousiast; Rag-Time werd als een flauwe imitatie van een originele ragtime gezien[1]
Stravinsky maakte een bewerking voor piano solo; voor de kaft van de publicatie hiervan maakte Pablo Picasso op Stravinsky's verzoek[2] een lijntekening.