Rhamphorhynchus
geslacht uit de familie Rhamphorhynchidae / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Rhamphorhynchus[1][2] is een geslacht van uitgestorven vliegende reptielen, een pterosauriër, behorend tot de groep van de Breviquartossa, dat tijdens het Laat-Jura in Europa leefde.
Rhamphorhynchus Status: Uitgestorven, als fossiel bekend Fossiel voorkomen: Laat-Jura | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Reconstructie van Rhamphorhynchus door Marsh uit 1882 | ||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||
| ||||||||||
Geslacht | ||||||||||
Rhamphorhynchus Meyer, 1847 | ||||||||||
Typesoort | ||||||||||
Ornithocephalus longicaudus Münster, 1839 | ||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||||
Rhamphorhynchus op Wikispecies | ||||||||||
|
De eerste fossielen van Rhamphorhynchus werden in het begin van de negentiende eeuw ontdekt in Duitsland. In 1847 kreeg het dier zijn naam die 'snavelsnuit' betekent. Er zijn van Rhamphorhynchus meer volledige skeletten gevonden dan van enige andere pterosauriër. Omdat die van elkaar verschilden in grootte, zijn er wel eenentwintig soorten van het geslacht Rhamphorhynchus benoemd. Later bleek die variatie veroorzaakt te zijn door een verschil in leeftijd. Tegenwoordig denken de wetenschappers daarom dat er maar één echte soort is: Rhamphorhynchus muensteri. Rhamphorhynchus lijkt daarmee een monotypisch geslacht te zijn.
Doordat er zoveel fossielen gevonden zijn, is het skelet volledig bekend. De soort is zeer nauwkeurig bestudeerd. Rhamphorhynchus had een spitse kop met zeer lange vooruitstekende spitse tanden. Daarmee ving hij vis op zee. De fossielen zijn van zo'n hoge kwaliteit dat ze soms ook de afdrukken laten zien van de vlieghuid. Die had stijve ribbels waardoor hij op spanning kon worden gehouden en daartussen verbindende spiertjes om het vleugelprofiel aan te passen. Rhamphorhynchus had lange smalle vleugels, vergeleken met de korte nek en romp. Aan het uiteinde van de lange staart zat een ruitvormig vaantje dat als roer diende. De lange voeten hadden vliezen om mee te zwemmen.
Rhamphorhynchus bereikte in twee jaar zijn volwassen grootte met een vleugelspanwijdte van ongeveer een meter. Hij groeide dus niet heel snel en sommige geleerden denken daarom dat de soort niet echt warmbloedig was. Hij had in ieder geval wel een vacht en zeer goede longen zodat hij bij het vliegen een hoge stofwisseling en een groot uithoudingsvermogen had. Ook volwassen dieren bleven nog langzaam doorgroeien. Er zijn exemplaren gevonden met een spanwijdte van honderdtachtig centimeter.