Ridder Grootkruis in de Militaire Willems-Orde
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Binnen de Nederlandse Militaire Willems-Orde is de rang van ridder der Ie Klasse of ridder-grootkruis in de Militaire Willems-Orde de hoogste graad.[1]
Dit grootkruis is in navolging van de Maria Theresiaorde ingesteld als onderscheiding voor zegevierende veldheren. Ook de staatshoofden van bondgenoten werden al vanaf het begin, het ging om de napoleontische oorlogen, met het grootkruis vereerd. Het was nooit de bedoeling dat een gewoon officier of zelfs een soldaat die immers ook in de Willemsorde kon worden opgenomen, bij bevordering Ridder Grootkruis of Ridder-Commandeur zou kunnen worden. Voor hen was na bevordering tot Officier in de Militaire Willems-Orde een Eresabel als eerstvolgende onderscheiding voor "moed, beleid en trouw" voorzien.
In de loop van de 19e eeuw werd de onderscheiding ook aan Nederlandse en buitenlandse prinsen verleend. De Nederlandse prinsen hadden zich overigens wel onderscheiden in veldtochten.
Bevriende staatshoofden werden regelmatig met een hoge Nederlandse onderscheiding gedecoreerd. Zij rekenen, met een beroep op het protocol, op de "hoogste onderscheiding" van Nederland. In een aantal gevallen heeft de regering in de 19e eeuw het grootkruis van de Militaire Willems-Orde toegekend. De laatste maal dat een bevriend staatshoofd zonder dat zijn land zich op bijzondere wijze als bondgenoot in een oorlog had onderscheiden op deze wijze werd gedecoreerd was in 1900. De Duitse keizer Wilhelm II bezocht Amsterdam en stond er op dat hij de Militaire Willems-Orde zou ontvangen. De Nederlandse regering gaf toe aan de druk van de verwende en veeleisende gast.
Toen de Peruviaanse president Manuel Prado y Ugarteche tijdens de regering van Koningin Juliana een staatsbezoek aan Nederland bracht weigerde de regering hem het gevraagde grootkruis in de Militaire Willems-Orde te gunnen. Zoals andere bevriende staatshoofden werd hij Ridder Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw.[2]