Ruimtelijke mismatch
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een ruimtelijke mismatch is de discrepantie tussen de woonlocaties van de lage inkomensgroepen en de voor hen geschikte werkgelegenheid. De aanvankelijke theorieontwikkeling was hoofdzakelijk gericht op het optreden van dit verschijnsel onder Afro-Amerikanen, als gevolg van woonsegregatie, economische herstructurering en de suburbanisatie van werkgelegenheid.
Het verschijnsel ruimtelijke mismatch werd voor het eerst benoemd door John F. Kain in een artikel uit 1968 genaamd Housing Segregation, Negro Employment, and Metropolitan Decentralization (Woonsegregratie, Negroïde werkgelegenheid en metropolitane decentralisatie)[1]. Dit artikel vermeldde echter niet specifiek de term ‘ruimtelijke mismatch´, en Kain ontkende de bedenker te zijn van het begrip[2].
In 1987 was William Julius Wilson een invloedrijk auteur die de rol van economische herstructurering en het vertrek van de zwarte middenklasse in de ontwikkeling van de getto-onderklasse in de Verenigde Staten omschreef.
Na de Tweede Wereldoorlog verhuisden veel welgestelde Amerikanen van de binnensteden naar voorsteden. Gedurende de tweede helft van de 20e eeuw volgden vele warenhuizen deze suburbanisatietendens. De theorie van Kain poneerde dat zwarte arbeiders woonachtig waren in gesegregeerde gebieden die ver verwijderd en slecht verbonden waren met de economische groeicentra. Dit verschijnsel heeft aanzienlijke implicaties voor de bewoners van binnensteden die afhankelijk zijn van laaggeschoolde arbeidsplaatsen. Een grote afstand tot geschikte werkgelegenheid kan resulteren in grotere werkloosheid en toename van armoede in deze gebieden.