Tachtigjarige Oorlog, 1572–1576
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De periode 1572–1576 in de Tachtigjarige Oorlog is de fase vanaf de geuzenopstand tegen het Spaanse Rijk die begon met de inname van Den Briel op 1 april 1572 tot aan de Pacificatie van Gent op 8 november 1576. In de eerste maanden van 1572 veroverden de watergeuzen verschillende steden in de Habsburgse Nederlanden op de Spaanse garnizoenen; op 7 september was Oudenaarde de laatste stad die veroverd werd door bosgeuzen onder leiding van Jacob Blommaert.
Vanaf mei 1572 kregen de geuzen steun van de verbannen stadhouder Willem van Oranje en zijn bondgenoten, die Oranjes tweede invasie uitvoerden. Vanuit het oosten vielen zij de Nederlanden binnen in een poging een algemene opstand te ontketenen tegen het onderdrukkende regime van de Spaanse landvoogd Fernando Álvarez de Toledo, de hertog van Alva (simpelweg "Alva" genoemd). Op bevel van koning Filips II van Spanje had Alva sinds 1567 een streng bewind gevoerd dat iedere uiting van protestantisme of ongehoorzaamheid trachtte uit te roeien door inquisitie en openbare executies, het afschaffen van rechten en privileges van de adel en autonome steden, terwijl er ook pogingen werden gedaan tot de invoering van een zeer impopulair belastingstelsel.[1]
Oranjes tweede invasie van 1572 had gemengde resultaten. Halverwege augustus 1572 begonnen Alva en zijn zoon Don Fadrique (of Don Frederik) een tegenoffensief bekend als Don Frederiks veldtocht om alle door geuzen en orangistische troepen bezette steden te heroveren en de opstand neer te slaan. Verschillende steden (waaronder Mechelen, Zutphen en Naarden[2]) die weigerden zich over te geven, werden op brute wijze geplunderd door de troepen van Fadrique in een poging om anderen te intimideren om zich opnieuw aan de koninklijke regering te onderwerpen, met als hoogtepunt het 7 maanden durende Beleg van Haarlem (veroverd en geplunderd in juli 1573).[2] Tegen die tijd was het rebellengebied teruggebracht tot de meeste steden in Holland (met uitzondering van het koningsgezinde Amsterdam) en Zeeland, en twee steden in Gelre (Buren en Zaltbommel). Met het besef dat gewelddadige onderdrukking het gevolg zou zijn van verzet, besloten deze steden tot het bittere einde door te vechten, terwijl de andere capituleerden. Het Spaanse offensief stokte na Haarlem, terwijl de Nederlandse opstandelingen Geertruidenberg innamen, het Beleg van Alkmaar wonnen en de Slag bij Delft wonnen en zeeoverwicht bereikten na de Spaanse vloot meerdere keren te verslaan. Alva nam vanwege zijn gezondheid ontslag en keerde in december 1573 terug naar Spanje.[2]
Zijn opvolger Requesens was meer verzoenend,[2] maar was niet in staat om veel plaatsen terug onder regeringscontrole te overtuigen of te dwingen en verloor het belangrijke Beleg van Leiden (1573–1574).[3] Nadat Spanje op 1 september 1575 het staatsbankroet had uitgeroepen waardoor het zijn soldaten in de Nederlanden niet meer kon betalen, werden de soldaten onrustig.[4] Toen Requests op 4 maart 1576 onverwacht overleed en er niet direct een opvolger beschikbaar was, viel het gezag over de onbetaalde Spaanse soldaten aan, die in toenemende mate overgingen tot muiterijen, bekend als de "Spaanse Furie", waarbij ze vele steden en dorpen plunderden, zelfs in koningsgezinde gebieden van de Nederlanden.[4][5] Geconfronteerd met de wreedheden van de muiterij, in het bijzonder de Plundering van Antwerpen, kwamen de op eigen initiatief samengekomen Staten-Generaal van alle provincies behalve Luxemburg in november 1576 in opstand tegen de Spaanse overheid met de Pacificatie van Gent.[6][7]