Tempelhymne van Kesh
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De tempelhymne van Keš is een van de oudste stukken bewaard gebleven Sumerische literatuur, en daarmee ook een van de oudste van de mensheid als geheel. De hymne is bekend van een aantal kopieën uit de Oud-Babylonische tijd (ca. 1760 – 1595 v.Chr.), maar bij opgravingen in Tell Abu Salabikh is gebleken dat het stuk zeker acht eeuwen ouder is. Er zijn daar een aantal fragmenten ervan gevonden. Ze zijn geschreven in een moeilijk te lezen archaïsche vorm van het spijkerschrift, maar behoudens een gemoderniseerde spelling is de inhoud vrijwel hetzelfde in de latere versies.[1] Sumerische schrijvers leerden hun vak door oudere tabletten te kopiëren en deden dat behoorlijk nauwgezet.
De hymne gaat over Keš die eerst als persoon wordt voorgesteld waarover de god Enlil lof uit, maar later blijkt ze een stad te zijn met een aantal 'huizen', waarvan duidelijk wordt dat er veel geofferd wordt. Ofwel het gaat om de tempels van Keš. Een aantal goden en godinnen zoals Nisaba, An en Nintur en de held Ašgi worden genoemd.[2]