Nucleair programma van Iran
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het Iraanse atoomprogramma werd opgericht in de jaren 50 van de twintigste eeuw met behulp van de Verenigde Staten. Na de Iraanse Revolutie in 1979 werd het programma tijdelijk stilgelegd. Hierna pakte de regering van Iran het zonder hulp van het Westen weer op.[1]
Voor zover bekend bestond het programma in 2009 uit een operationele uraniummijn, een kernreactor in aanbouw in Bushehr, een nucleaire opwerkingscentrale met ultracentrifuges in Natanz en centrales bij Arak en Qom.
De regering van Iran stelde dat het eerste doel van het land het bouwen van kerncentrales is. Een ander genoemd doel is de productie van medische radio-isotopen, voor onder andere bestraling van kanker. Het nucleair programma van Iran zorgde echter in met name de westerse wereld voor veel onrust, onder meer doordat er openlijke oproepen van Iran zijn geweest om de staat Israël te vernietigen. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie (EU) hebben Iran met sancties economisch hard getroffen vanwege het nucleaire programma en de weigering daarop internationale controle toe te staan. Iran wilde jarenlang tegen de eis van de VN-Veiligheidsraad in niet stoppen met het verrijken van uranium. Sinds 2006 zijn er daarom in vijf resoluties steeds strengere sancties afgekondigd.
In 2013 werd een akkoord bereikt volgens welk Iran zijn nucleaire activiteiten terugschroefde en controle toestond. Op 14 juli 2015 werd in Wenen het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) ondertekend. De sancties werden als uitvloeisel daarvan verlicht.
In 2018 gaf de regering van de Verenigde Staten aan het akkoord niet te willen verlengen zodat het mogelijk zou worden nieuwe sancties op te leggen. De landen van de Europese Unie waren het daar niet mee eens. Als reactie hierop besloot Iran meer uranium te gaan verrijken. Het land stelde dat het zich niet meer aan de internationale overeenkomst over de beperking van zijn nucleaire programma hoeft te houden als andere partijen dat ook niet doen.[2]