Orde van de Heilige Rupert
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Orde van de Heilige Rupert, (Duits: St. Ruperti-Ritterorden of Orden des heiligen Rupert), was een militaire ridderorde van de vorst-aartsbisschoppen van Salzburg. De heilige Rupert van Salzburg was de patroon van de stad Salzburg.
In het Latijn wordt de orde Ordo Equestris in Honorem Sancti Ruperti Eclesiæ Salisburgensis Patroni genoemd[1].
Op 15 januari 1699 sloten de Verheven Porte, Oostenrijk, Rusland, Venetië en Polen Carlwitz een "eeuwigdurende vrede". Ter herinnering aan dit heugelijke feit stichtte aartsbisschop Jan Ernst van Thun, prins-aartsbisschop van Salzburg, in 1701 een Orde van de Heilige Rupert. De orde bestond uit niet meer dan twaalf ridders uit de adel van het Salzkammergut en deze werden in zes "Kleine Ridders" of expectanten en zes "Werkelijke Ridders" verdeeld.[2]
Vorst-aartsbisschop Jan Ernst van Thun en Hohenstein kreeg de bijnaam "de stichter". Hij stichtte tal van kerken en liefdadige instellingen en in de op 12 mei 1701 vastgestelde statuten van de Orde van de Heilige Rupert was de kerkvorst zeer royaal. Keizer Leopold I van het Heilige Roomse Rijk gaf op 23 augustus 1701 zijn toestemming voor het instellen van een Orde van de Heilige Rupert. De eerste ceremonie van de orde vond plaats op 15 november 1701[3] in der Ordenskirche der Dreifaltigkeit in Salzburg. Deze kerk bleef met de orde verbonden, in de linkerzijbeuk bevindt zich de sluitsteen van de gezamenlijke grafkelder van de ridders van de Orde van de Heilige Rupert. In de kerk zijn marmeren platen ter gedachtenis van de ridders aangebracht. Het hart van vorst-aartsbisschop Jan Ernst van Thun rust in deze grafkelder in een door Fischer von Erlach ontworpen sarcofaag.
De orde werd bestuurd door een commandeur. De ridders en de commandeur mochten niet gehuwd zijn maar wel uit de orde treden wanneer zij een huwelijk wilden sluiten.[4]
Doel van de orde was het bevorderen van de weerbaarheid. De orde moest "bekwame krijgslieden opleiden". In de 17e en 18e eeuw bedreigden de Turken de Europese oostgrens. Zij belegerden Wenen en hun schepen plunderden tot in Ierland de Europese havenplaatsen. Daarbij werden de Turken door het Frankrijk van Lodewijk XIV gesteund. In Salzburg werden de vestingwerken met het oog op de Turkse bedreiging versterkt. Salzburg was politiek in een lastig parket gebracht omdat het kleine maar rijke en onafhankelijke Vorst-Aartsbisdom tussen de Fransen en hun Beierse bondgenoten enerzijds en de Habsburgse kroonlanden anderzijds lag.
De stichter sprak in de door hem aan de orde gegeven statuten[5] van het tegengaan van lanterfanten, hij gebruikte het woord "müsiggang", door de jonge edelen in het Salzkammergut. De Orde van de Heilige Rupert moest de jongelui opwekken tot het oefenen in de weerkunst zoals bekwaamheid schermen, schieten en rijden. De orde moest twaalf jonge ridders uit de Salzburgse adellijke geslachten opnemen. Ook wanneer deze geen burgerrechten bezaten en het "Landsmannschaft" dus ontbeerden. Zes ridders-grootkruis moesten in het veld trekken terwijl de zes "kleine kruisen" in het Virgilianum werden opgeleid. Ook dansen en talenkennis behoorden tot hun opleiding. De ridders moesten vier adellijke grootouders kunnen aantonen, in het jargon van de ridderorden heet dat "vier kwartieren bewijzen", en volkomen gezond zijn[6]. De vorst-aartsbisschop verwachtte dat een ridder van de Heilige Rupert 12 jaar militaire dienst zou vervullen. De commandeur kreeg een zetel in de Staten van Salzburg.
Het model van een militaire orde op religieuze basis vond de vorst-aartsbisschop in Spanje, Duitsland en Italië bij de militaire orden. Vrijgezelle of tot monnik gemaakte edellieden vochten daar tegen heidenen, later tegen de vijanden van hun orde.
De Oostenrijkse keizer en koning van Hongarije Jozef II heeft tijdens een parade eens gezegd dat hij "gaarne nog meer Rupertsridders onder zijn vaandels zag" omdat juist deze Salzburger edelen zich op het slagveld hadden onderscheiden door hun grote moed.[7]
De orde werd ten tijde van de secularisatie van het aartsbisdom in 1802 opgeheven. De bezittingen vielen aan de Beierse regering. In 1835 besloot Beieren om de fondsen ter beschikking te stellen van de Orde van Verdienste van de Beierse Kroon. Het geld werd voor toelagen aan de kinderen van de Beierse ridders in die orde gebruikt.
Het rupertskruis werd in 1850 weer gebruikt als kruis van de nieuw ingestelde Frans Jozef-orde.