Vorstelijk Schwarzburgs Erekruis
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het Vorstelijk Schwarzburgs Erekruis (Duits: Ehrenkreuz von Schwarzburg of Fürstlich Schwarzburgisches Ehrenkreuz) was een ridderorde van de kleine, in Thüringen gelegen, vorstendommen Schwarzburg-Rudolstadt en Schwarzburg-Sondershausen. Het erekruis werd op 20 mei 1853 door vorst Frederik Günther van Schwarzburg-Rudolstadt ingesteld. In het vorstelijk besluit was sprake van een "Dienstauszeichnung"[1]. De onderscheiding in drie graden zou voor "trouwe dienst en als erkenning van voortreffelijke prestaties" worden verleend. Vier jaar later volgde een overeenstemming met de chef van het verwante regerende huis Schwarzburg-Sondershausen, vorst Günther Frederik Karel II van Schwarzburg-Sondershausen, waarin werd vastgelegd dat het kruis, net als het Vorstelijk Reussisch Ereteken in het naburige Reuß en de Saksisch-Ernestijnse Huisorde gedeeld zou gaan worden door de twee vorsten. In de in Rudolstadt getekende overeenkomst wordt vermeld dat het nu van een "Dienstauszeichnung" tot "Ehrenkreuz" opgewaardeerde ereteken het "gemeenschappelijk ereteken" van de twee vorstendommen zou zijn. De twee staatjes bezaten op dat ogenblik geen ridderorde want de in de 18e eeuw gestichte Rudolstadter "Concordiën-Orden" en de eveneens Rudolstadter "Damen-Orden" waren in vergetelheid geraakt. In Sonderhausen werd sinds 1838 een "Dienstauszeichnung für Offiziere nach 20 Diensjahren" verleend.
Op 28 juni 1857 werd de onderscheiding dus een gezamenlijke orde. Ieder van de vorsten verleende de orde naar eigen inzicht maar zij lieten wel van tevoren weten weten wie zij dachten te gaan benoemen. De onderdanen van de beide vorstendommen werden in principe steeds in de IIIe klasse benoemd voordat zij een hogere onderscheiding konden ontvangen[2]. De benoemingen brachten geen voorrechten zoals "Hoffähigkeit" of adeldom met zich mee. Er was ook geen pensioen aan het bezit van deze kruisen verbonden.
De beide vorsten zijn vaak met het Erekruis der Ie Klasse om de hals geschilderd en geportretteerd. Na de instelling van de zwaarden hebben zijn de kruisen met zwaarden gedragen. Van een ereteken dat hun waardigheid als grootmeester of hoofd van het gemeenschappelijk erekruis aanduidde is geen sprake geweest. Er bestond ook geen dameskruis voor de vorstinnen en prinsessen uit het vorstelijk huis.
Men rekent het ereteken tot de ridderorden al is er geen grootmeester en geen riddergraad.